Contact
Tekstgrootte

Toch antwoord

Het voorjaar barst uit de grond. De felle bonte kleuren van tulpen en narcissen steken overal uit het sappige groen. Ontluikend nieuw leven, ook in de polder waar de eerste dartele lammetjes hun bokkesprongen maken. Ik rijd voor een avonddienst naar het werk. Soms treft het contrast je als een mokerslag; ziekte, aftakeling, afbraak van kracht en vitaliteit.

Even later maak ik kennis met een kleine, stevige vijfenzeventigplusser. We schudden elkaar de hand. Zijn sterke gegroefde hand met kloven is een verrassend stevige. We raken aan de praat en hij vertelt een groot stuk van zijn levensgeschiedenis. Een Zeeuwse boer, protestants opgevoed in een klassiek gereformeerd milieu.

In het grote gezin waaruit hij kwam, was geen tijd voor praten. Het werk op het land stond altijd op de eerste plaats. Zijn leven lang gewroet in de zware Zeeuwse klei, aardappelen, bieten en uien verbouwd. Hij heeft zich letterlijk krom gewerkt. Zijn gezicht is verweerd en getekend door het buitenleven. Nee, gemakkelijk heeft hij het niet gehad.

Ook met de kerk als instituut heeft hij niets meer. Teleurgesteld is hij dat men hem liet zitten toen hij vier jaar geleden zijn lieve vrouw verloor. Nu lijkt hij zelf aan de beurt. Door blijvend hartfalen is hij zijn energie volledig kwijtgeraakt.

Veel tijd heeft hij om na te denken in zijn ziekenhuisbed. “Zuster, za’k mien vrauwe straks wè terugzie da boove?” Moeilijke vragen waar ik het antwoord ook schuldig op moet blijven. We praten nog even verder en hebben het over het leven waarin vaak meer vragen dan antwoorden zijn. “Soms weet ik ut nie mi, ik bin lang hin lieverdje ewist or”. In zijn stem klinkt twijfel en onzekerheid door. Hij vertelt me dat hij heeft gevraagd om “een teken van boven”. Mooi dat hij daarmee aangeeft dat hij hoop heeft! Glimlachend loop ik de kamer af.

Een uurtje later brandt het rode knopje boven zijn kamerdeur en loop ik naar hem toe: “Kan ik iets voor u betekenen?” Hij zegt niets, grijpt me bij mijn arm en duwt me richting het raam. Ik moet naar de lucht kijken. Een traan glijdt naar beneden en neemt een grillige route over de groeven van zijn wang. “Zuster! Ut teken!” Ik staar naar de lucht. Twee vliegtuigen zijn op kilometers hoogte in tegengestelde richting gevlogen en laten twee brede witte sporen achter. Een enorm wit kruis tekent zich af tegen de strakblauwe lucht.