Contact
Tekstgrootte

Reanimatie

Een alarmbel op de monitor in de teampost wekt mijn aandacht. ‘Hé dat is een raar ritme!’ hoor ik mijn collega zeggen. Hij staat op en loopt richting de patiënt. Ik kijk nog eens goed en zie dat het om een patiënt gaat op een kamer naast de kamers waar ik verantwoordelijk voor ben. Inmiddels zie ik ook de arts uit de artsenkamer komen.

Terwijl ze haar artsenjas goed trekt, loopt ze snel naar de kamer van de patiënt. ‘Dit gaat niet goed’ hoor ik mijn collega zeggen. ‘Er is plaats op de hartbewaking, laten we hem direct overplaatsen’, zegt de arts. ‘We gaan u overplaatsen meneer. We zien dat uw hartritme veel te snel gaat’, deelt mijn collega de patiënt mee. De rem wordt van het bed gehaald en het bed wordt snel richting de hartbewaking gereden. ‘Het zal wel’ hoor ik de patiënt nog mompelen.

Inmiddels heb ik even bij mijn eigen patiënten gekeken en loop richting de hartbewaking om te vragen of ik nog moet helpen bij de overplaatsing. Terwijl ik de afdeling op loop, zie ik dat mijn collega’s net het bed de ruimte inrijden. ‘Assistentie, meneer zakt weg!!’ roept mijn collega. Ik versnel mijn pas en loop richting het bed. Ik zie dat de patiënt snurkt en blauw aanloopt. ‘Reanimatiesetting, nu starten’, roept mijn collega van de hartbewaking die net bezig is om meneer aan te sluiten aan de monitor.

Ik haal diep adem, strek mijn armen, plaats ze op de borstkast en begin met reanimeren. 1-2-3-4-5-6 tel ik zacht in mijzelf. ‘Okee ik ben nu dus echt iemand aan het reanimeren’, bedenk ik mij. ‘NEE concentreren!’ vermaan ik mijzelf terwijl ik verder tel. Inmiddels hebben mijn collega’s de reanimatiebel ingedrukt wat betekent dat er een leger van artsen en specialistische verpleegkundigen gealarmeerd wordt. ’28-29-30’ tel ik hardop. Terwijl mijn collega de patiënt twee keer beademt, haal ik zelf diep adem en plaats mijn handen weer op de borstkast van de patiënt. ‘Goed William, ga door…’ roept de verpleegkundige van de intensive care die samen met het overige team is gearriveerd.

‘Wie heeft de leiding?’ roept een collega. ‘Ik ken de patiënt ik pak de leiding!’ roept de arts. ‘Dit is meneer …’, ‘werd gisteren opgenomen met …’ ik vang flarden op van de samenvatting die gegeven wordt. Ik concentreer mij op de hartmassage ‘ben ik nu al bijna weer bij 30?’ ik weet het even niet meer. ‘Ja, 25-26-27-28’ tel ik verder.

Als ik opkijk, zie ik pas dat er inmiddels zo’n 10 man rondom het bed staan. De één maakt medicatie klaar, de ander is bezig met het prikken van een infuus, de volgende maakt spullen gereed voor de mogelijke intubatie. Ieder heeft zijn taak en iedereen is 100% gefocust op de zorg voor deze patiënt. ‘2x beademd, door!’ roept mijn collega. Ik masseer weer verder. ‘Schokbaar ritme, iedereen los!’ roept de arts die de leiding heeft gepakt. Ik stap naar achter en zie de patiënt over zijn hele lichaam samentrekken. ‘Schok toegediend, doorgaan met masseren...’.

Na ongeveer 7 minuten hoor ik de arts zeggen: ‘Hij heeft output, stop masseren’. Ik stop met reanimeren en zie dat de patiënt zijn ogen open doet. ‘Hallo, bent u daar weer’, zegt mijn collega. De patiënt probeert iets duidelijk te maken, echter wordt dit bemoeilijkt door het zuurstofmasker wat hij op heeft. ‘U bent net gereanimeerd meneer, wij zijn bij u’, zegt mijn collega.

‘Hij zakt weer weg’, hoor ik mijn collega roepen en ik zie in mijn ooghoek het ritme weer veranderen op de monitor. ‘Start masseren!’ roept de arts. Ik merk dat ik vermoeid raak en vraag aan de arts die achter mij staat om me af te wisselen. Op dat moment dringt pas tot mij door waar ik mee bezig ben: ik sta dus nu echt iemand te reanimeren. Uren heb ik er op geoefend. Ieder jaar komt het weer terug als basistraining en vandaag is dus die dag dat ik het in praktijk moet brengen.

Inmiddels ben ik weer aan het masseren. ‘We hebben weer output’, roept de arts. De man opent weer zijn ogen en kijkt om zich heen. ‘Meneer, geen paniek wij zijn bij u’, stelt mijn collega de patiënt gerust. De artsen overleggen en besluiten om meneer mee te nemen naar de Intensive Care. Samen met mijn collega loop ik naar de lift en zorg dat de lift klaar staat voor het transport richting de Intensive Care. ‘Lekker gewerkt Wil’, zegt mijn collega terwijl ik een klap op mijn schouder krijg. Het bed met de patiënt inclusief het reanimatieteam verdwijnen in de lift.

Dezelfde dag wordt de patiënt nog overgeplaatst naar een specialistisch cardiologiecentrum. Hoe het verder afgelopen is, weet ik niet. Wel weet ik dat ik samen met het hele team gevochten heb voor het leven van deze man. Met het mooie resultaat: een man met eigen hartritme! De rest van de dag giert de adrenaline door mijn lichaam!