Ome leen
“Ome Leen” is overleden. Ik zag “ome Leen” een paar jaar geleden voor het laatst, bij de receptie ter gelegenheid van mijn promotie. Dat ik kon promoveren heb ik voor een groot deel aan hem te danken. Hij was het hoofd van de plaatselijke school met de bijbel waar ik leerling was. Mijn resultaten in de twee laagste klassen (toen kende de lagere school nog zes klassen in plaats van 8 groepen) maakten mij tot “bespreekgeval”. De betrokken leerkrachten waren het er eigenlijk wel over eens: ik zou beter opm’n plek zijn in het Buitengewoon Lager Onderwijs, de BLO.
M’n leerresultaten gaven weinig reden te veronderstellen dat ik de “gewone” lagere school met ook maar een beetje succes zou kunnen afronden.
Tegen alles in zag “ome Leen” dat er meer in zat dan eruit kwam. Elke woensdagmiddag en zaterdagochtend mocht –al voelde het meer als moest– ik bij hem thuis komen. Ik had maar te zorgen dat ik er op tijd was, anders waren de rapen helemaal gaar. Nu waren ze dat toch wel. In de strijd met m’n leesblindheid –dyslexie bestond nog niet– streed ik onder zijn regiem met de “f”, de “v” en de “w” om me daarna te richten op de “p”, de “b” en de “d”. De korte en lange ei de “o ou” en de “a au”. Woensdag en zaterdag tobde ik met het verschil tussen een volk en een wolk of, nog moeilijker een pak, een bak en een dak. Nouw doet het ouw. Maar zijn schier eindeloze geduld had effect. Ik kon gewoon op school blijven én uiteindelijk zo’n veertig jaar later, promoveren aan de medische faculteit van de VU.
“Ome Leen” offerde zijn schaarse tijd om mijn diep verstopte mogelijkheden op te delven. Daarmee leert hij me uiteindelijk meer dan die vermaledijde letters. Hij leert dat er in elk mens meer schuilt dan we op het eerste gezicht ervaren. Ten diepste wijst hij daarmee op de Allerhoogste; “Hij kent mij dieper dan ik mij zelf ooit ken”. Hoe alle anderen ook over mij denken, hoe ik ook over mijzelf denk, Hij kent me beter, en beschouwt me als waardevol. Te goed om af te schrijven.