Contact
Tekstgrootte

Juist deze casussen maken dat ik trots ben op mijn vak

Het is 15:35 uur als ik rustig mijn patiëntenkamers uitloop. Mijn dienst zit er bijna op en ik heb vanavond een vrije avond in het vooruitzicht. Ik heb vandaag een rustige dag gehad, wat betekent dat ik veel aandacht kon hebben voor mijn patiënten.

Ik loop de teampost binnen waar ik zie dat de secretaresse iemand aan de lijn heeft. Ze maakt wat aantekeningen en hangt op. ‘We hebben een terminale neurologie opname, mevrouw is klaar op de spoed en kan op kamer 18’, zegt ze. Hoewel mijn dienst er bijna op zit, bied ik aan om deze opname met mijn collega te gaan halen. Bij terminale opnames kan je vaak veel betekenen in de begeleiding van familie.

We rijden met een bed de SEH op en zien dat het druk is. Artsen zijn druk bezig achter de computer om hun beleid uit te schrijven voor de op te nemen patiënten. Verpleegkundigen lopen heen en weer met buisjes bloed, infuuszakken enzovoorts. We kijken op het bord waar onze patiënte moet liggen, ‘kamer 1, ik kom zo bij jullie’, groet de verpleegkundige ons. We rijden naar de kamer en zien dat er alleen een vrouw op een bed ligt, geen familie of kennissen aanwezig.

‘Oké fijn dat jullie er zijn’ ,zegt de verpleegkundige van de SEH. ‘Mevrouw was vanmiddag om half 2 in de recreatiezaal plotseling niet aanspreekbaar, afhangende mondhoek en tekenen van parese. Is meteen naar ons gebracht, door de CT geweest om te zien of we nog een trombolyse konden doen, maar het blijkt een forse hersenbloeding te zijn vlakbij de ventrikels. We verwachten en zien in de parameters, dat mevrouw snel zal komen te overlijden. Arts-assistent van de neurologie loopt zo nog langs bij jullie’ is de korte en bondige overdracht. ‘Oké we nemen haar mee, familie is ingelicht?’ is onze reactie. ‘We hebben familie een aantal keer geprobeerd te bellen, maar de twee opgegeven contactpersonen in het dossier nemen niet op dus de vraag is of jullie het nogmaals willen proberen. Wanneer jullie contact hebben gehad met de familie graag doorgeven aan de arts-assistent van de neurologie zodat ze de familie op de hoogte kan brengen.’ 

We tillen mevrouw over naar het bed, leggen haar in de stabiele zijligging en gaan richting onze afdeling. We leggen mevrouw op het eenpersoonskamertje en zorgen dat ze, zover het mogelijk is, comfortabel ligt. ‘Hé jouw dienst zit er op, bedankt, ik ga de dokter bellen of we iets kunnen geven tegen de misselijkheid en ga de familie bellen en verder lukt het dan wel’ zegt mijn collega. ‘Nee ik blijf bij mevrouw, als jij familie gaat proberen te bereiken blijf ik er sowieso bij totdat er iemand is’, is mijn antwoord

jn collega gaat snel aan de slag, terwijl ik daar alleen achterblijf met mevrouw. Ik zie het gevecht van het lichaam tegen de bloeding in het hoofd, een snelle onregelmatige ademhaling, bewustzijnsverlies, pupilverschil, misselijkheid en braken. Mijn collega komt binnen met een middel tegen de misselijkheid wat de arts heeft voorgeschreven en dient dit intraveneus toe. ‘Dit is het enige wat we kunnen geven om het voor mevrouw comfortabel te maken volgens de arts, die overlegd heeft met de neuroloog. De familie is bijna in het ziekenhuis en komen naar boven, ik bel de arts zodat ze de familie te woord kan staan’ zegt ze terwijl ze het kamertje weer verlaat.

Ik merk dat mevrouw onrustiger wordt, ze sneller gaat ademhalen en ondanks het middel voor de misselijkheid sterkere braakneigingen krijgt. Ik leg haar weer goed in de zijligging om te zorgen dat ze niet zal stikken. Ik bedenk me hoe deze vrouw waarschijnlijk vanmorgen nog gezellig een bakje koffie heeft gedronken met de medebewoners van het huis waar ze woont. Zij vanmiddag na de maaltijd naar de recreatiezaal ging om een activiteit te gaan doen. En dan zo plotseling binnen een paar tellen buiten bewustzijn raakte en nu aan het sterven is. Ik leg mijn hand op haar schouder en merk dat dit iets rust geeft. Ik vertel haar dat de familie onderweg is. Inmiddels zijn we een half uur verder. Ik hoop dat ze er snel zullen zijn want ik zie wel dat dit geen uur meer zal duren. Hoe zal de familie reageren, zullen ze boos zijn of verdrietig? Zullen ze agressief reageren uit emotie, omdat we niks meer konden doen?  

Ik kijk naar mijn patiënte, ze ziet er uit als een gezellige oma, met nette kleding en zwart gelakte hakschoentjes. Haar gezicht ziet bleek en haar ademhaling stokt. Na 30 seconden haalt mevrouw voor de laatste keer adem en blaast deze rustig uit. Een aantal minuten later hoor ik geklop op de deur. Mijn collega komt samen met de dokter en de dochter van mevrouw binnen. Ik zie de angst en schrik in de ogen van de dochter staan. Wanneer ze haar moeder ziet, barst ze in een hartverscheurend huilen uit. Ik geef aan de dokter door dat mevrouw inmiddels is overleden. ‘Ik hoor van mijn collega dat uw moeder zojuist is overleden. Zullen wij u even alleen laten met uw moeder?’  ‘Sorry mam dat ik niet bereikbaar was vanmiddag!’ hoor ik tussen het huilen door de dochter zeggen.  

Nadat de dokter aan de rest van de familie een en ander heeft uitgelegd in de familiekamer loop ik met de familie naar de kamer. Onderweg zegt de dochter: ‘dankjewel dat je bij mijn moeder bent gebleven, gelukkig is ze niet helemaal alleen gestorven.’  

Terwijl ik naar huis rijd, denk ik terug naar wat er het laatste uur allemaal heeft afgespeeld. Ondanks alles, voel ik me voldaan. Natuurlijk zie ik liever dat elke patiënt wandelend het ziekenhuis verlaat, maar ook juist deze casussen maken dat ik trots ben op mijn vak!​