Contact
Tekstgrootte

'De wonderen de wereld uit?'

Het is zaterdagavond samen met mijn collega’s zit ik in de teampost te eten als we ineens opschrikken door een rood alarm op de monitor. ‘Hé dat is mijn meneer, dat gaat niet goed daar…’ roept mijn collega terwijl hij opspringt en naar het bed toesnelt. Ik bekijk het ritme op de monitor en zie de bloeddruk zakken. Op een draf ren ik mijn collega achterna.

Ik zie een jonge vrouw haar moeder helpen met opstaan. Inmiddels zijn mijn collega’s druk bezig om de situatie rondom de man in bed te stabiliseren. 

Een schuine blik op de monitor verraadt dat het echt niet goed gaat en dat ik ook mijn hulp kan leveren. ‘Willen jullie even in de familiekamer wachten, dan komen wij zo bij jullie’, vraag ik de familie. ‘Ja natuurlijk…’ zegt mevrouw terwijl ze in tranen uitbarst en begeleid door haar dochter een weg naar de familiekamer vindt.

Vechten voor je leven

Een week later heb ik weer avonddienst als ik deze patiënt mag verplegen. De afgelopen dagen is zijn situatie erg kritiek geweest. Een aantal organen zijn zodanig in de problemen gekomen dat wij deze moeten ondersteunen met onze apparatuur en we hem in een kunstmatige coma moeten houden. 

Ik kijk naar mijn patiënt, een wat oudere man met mooi donkergrijs haar ligt zwetend in zijn kussen. Dan kijk ik naar de computer waarin de lab waarden staan en frons mijn wenkbrauwen. Het lukt ons maar niet om de patiënt te stabiliseren, continue moet de medicatie opgehoogd worden en ondanks alle antibiotica blijft hij hoge koorts houden! De term ‘vechten voor je leven’ ligt hier voor mij in een bed. 

Vreselijk om een patiënt zo te zien

Het is bijna bezoekuur. Ik draai het kussen en leg hem nog iets meer op zijn zij, poets zijn tanden en probeer hem enigszins te fatsoeneren voordat zijn familie komt. Alle pogingen ten spijt, want het blijft een vreselijk gezicht om een patiënt zo te moeten zien….

Hoe zou ik hier staan?

Een uurtje later loop ik weer langs en voer ik mijn controles uit. De familie staat naast het bed en heeft de hand van de man vast. Ik voel een spanning terwijl ik mijn controles uitvoer. Op het geluid van de beademingsmachine na heerst er een doodse stilte. 

Ellendig en gefrustreerd vraag ik me af wat moet ik zeggen. Hoe zou ik hier staan als ik familie was…? 

Het enige wat er moet gebeuren is een wonder…

Ik vertel kort wat de ontwikkelingen zijn van de dag, in feite vertel ik niets nieuws. De familie voelt ook wel aan dat het niet goed gaat. Ik benadruk dat we ons ernstig zorgen maken. 

"Kan ik nog iets doen?" vraag ik in mijn machteloosheid. ‘Nee hoor, alles is duidelijk. Maar het gaat niet goed hé? Het enige wat er moet gebeuren is een wonder…". 

Mijn hart slaat één keer over maar dan herpak ik me en leg mijn ellendige gevoel uit. Graag zou ik iets positiefs willen brengen, alles uitleggen wat we proberen en denken te moeten doen. Toch moet ik eerlijk zijn dat het er niet goed uitziet. 

Ik vraag hoe de patiënt was voor de ziekenhuis opname. Zijn vrouw begint te stralen en vertelt over haar lieve man. "Hij staat altijd voor iedereen klaar hoor!" knipoogt ze.

De wonderen zijn de wereld niet uit!

Twee weken later zorg ik weer voor deze man. Inmiddels is hij verlost van alle apparatuur en bezig met revalideren. 

Als de familie langskomt maak ik een praatje. ‘Het wonder is wel gebeurd hé?’ merk ik op terwijl het kippenvel tot mijn nek staat. ‘Ja zeker, dit hadden we met zijn allen niet gedacht…!’ glundert zijn familie!

Een casus die mij weer geleerd heeft dat mensen niet zitten te wachten op hele theorieën over de behandeling, al moet dit een plaats hebben in de begeleiding van familie. De familie verlangt naar de juiste zorg vanuit oprechte betrokkenheid en liefde voor zijn of haar familielid. 

Ik ben tijdens de ziekenhuisopname te gast in het leven van deze familie. En ja, de wonderen zijn de wereld niet uit!