Broeder, doe mij nog maar een biertje....
Als ik de kamer binnenkom, zie ik dat mijn patiënt met zijn benen over de rand van het bed hangt en aanstalten maakt om te gaan staan. ‘Goeiemiddag meneer, u wilde gaan opstaan?’. ‘Heuj, ja ik moet weg hier, ik ga naar huis’ is het botte antwoord wat ik krijg terwijl hij probeert te gaan staan. ‘Wacht even meneer, u kunt niet staan, u bent gisteren nog gevallen terwijl u zelf ging staan’, vertel ik hem terwijl ik naast hem ga zitten op de bedrand. ‘Weet u waar u bent?’ vraag ik hem, ‘Ja in Rotterdam Noord en ik ga nu naar huis’. ‘Meneer we zijn nu in een ziekenhuis in Rotterdam Zuid. U bent opgenomen omdat u thuis gevallen bent en u krijgt hier in het ziekenhuis medicijnen’, leg ik hem uit. Meneer is inmiddels weer gaan zitten en kijkt mij met lege ogen aan. ‘Oh, dat kan me niets schelen ik ga nu naar huis. Help mij even met mijn tas inpakken dan ga ik er zo van tussen…’ zegt hij terwijl hij een greep doet naar zijn persoonlijke spulletjes op het kastje. Ik probeer op alle mogelijke manieren meneer er van te overtuigen dat hij in het ziekenhuis moet blijven echter zonder resultaat. Ik besluit hem zijn zoon te laten bellen die op vakantie is en niet in staat is hem te bezoeken. ‘Pa, doe nu maar gewoon wat ze zeggen, het is goed’ hoor ik op de achtergrond en ik krijg mijn telefoon weer in mijn handen geduwd. ‘Oké dan zal ik wel hier moeten blijven’, zegt mijn patiënt terwijl hij zich weer in bed draait…
Tien minuten later krijg ik weer een bel vanuit de kamer, meneer zit weer op zijn bedrand en wil per direct naar huis. ‘U heeft tien minuten geleden uw zoon gebeld, hij heeft u toch ook verteld dat u in het ziekenhuis moet blijven?’ probeer ik hem het zojuist gehouden telefoongesprek in gedachten te brengen. ‘Ohja das waar, ik moet hier blijven…’ en weer draait meneer in bed. Vanuit de vorige dagen die ik heb gewerkt, weet ik dat meneer muzikaal is en vroeger in een band heeft gespeeld. Ik knoop met hem een praatje aan over, ook mijn grote passie, muziek. ‘Ja vroeger, begon je op de basisschool op een blokfluit, dat heb ik eerst gedaan. Daarna ben ik overgestapt op de accordeon en daarna op de gitaar. Ik kan het allemaal spelen’, vertelt meneer terwijl zijn gezicht begint te stralen. Ik haal een cd-speler en zet een cd met rustgevende muziek aan.
Later op de avond gaat wederom de bel. ‘Heé weet jij waar mijn vrouw is? Ik heb haar vanavond nog gezien maar ze is nu al een tijdje niet teruggekomen’. Ik neem plaats naast hem en leg hem uit dat zijn vrouw een aantal jaar geleden is overleden. ‘Mijn vrouw? Ben je gek, nee hoor ik heb ze vanavond nog gezien’. ‘U mist uw vrouw, hè?’ vraag ik. ‘Ja wat denk jij dan? Zo’n geweldige topvrouw, maar ze is overleden en ik mis haar elke dag.’ Ik hoef geen vragen meer te stellen. Terwijl zijn ogen licht geven vanuit zijn door de alcohol verdroogde gezicht, krijg ik het hele verhaal over zijn vrouw te horen. Hoe ze ziek werd, hoe hij voor haar gezorgd heeft, dat ze in het ziekenhuis is overleden, dat meneer uiteindelijk zijn toevlucht in de alcohol vond. ‘En nu ben ik alleen…’ eindigt meneer zijn verhaal. Ik help hem in bed en dek hem toe. Ik zet de muziek aan en verlaat met kippenvel de kamer.
Tijdens mijn laatste ronde loop ik nog even bij hem binnen en zie dat hij ontspannen in bed ligt. ‘Hoe gaat het man?’ vraag ik. ‘Je bent een goeie jongen jij!’ terwijl hij mij stralend een stevige handdruk geeft. Kan ik nog iets voor u doen voor de nacht? ‘Ja broeder, doe mij nog maar een biertje…’
Die ‘smoezelige’, ‘onverzorgde’, ‘vervelende’ alcoholist heeft mij vanavond weer veel geleerd: niet oordelen over mensen voordat je het verhaal achter de mens weet. Meneer, je bent een goeie man!