Bel eau
Deze zomer startte dan toch echt onze pelgrimage naar Santiago de Compostela. Een klein begin, vier dagen lopen om te kijken of het wat was. Zouden we het aankunnen? Hele dagen lopen met alle bagage op de rug. Zou onze vriendschap bestand zijn tegen het ongerief. Het waren vier fantastische dagen. Natuurlijk, we hadden moeten trainen, beter na moeten denken over de bagage. Maar toch, ook in deze slecht voorbereide voettocht van slechts vier dagen ervoeren we iets van de magie van het pelgrimeren.
De laatste dag liepen we al uren in de zinderende hitte door de net gemaaide Franse korenvelden. We hadden nog slechts enkele slokken water toen we eindelijk door een dorpje kwamen. Hier moesten we onze lege flessen zien te vullen. Doorgaan zonder vers water zou onverantwoord zijn. De zestien huizen waar het dorpje uit bestond leken echter uitgestorven, geen mens, geen water te bekennen. Totdat er, bij het allerlaatste huis, door een hoge muur aan het oog onttrokken, een hond begon te blaffen. Een hond die direct tot de orde werd geroepen. In ons beste Frans riepen we de onzichtbare stem om water. Na een paar minuten had madame al onze flessen tot de rand gevuld met heerlijk helder water én kregen we als “le cadeau“ een flesje gekoeld bronwater uit haar koelkast. Gered door de hond, die we natuurlijk Bello (-bijna- Frans voor aangenaam water) hebben genoemd, konden we een paar uur later voldaan ons pelgrimspaspoort laten stempelen in de kathedraal van Chartres.
In de pelgrimage, die sinds eeuwen symbool staat voor onze levensreis, leerde ik, in de confrontatie met m’n zere voeten, met de hitte, met mezelf, dat ik me op mijn reis door het leven niet zo veel zorgen hoef te maken. Wat kan ik me vaak druk maken. De les die Bello mij deze pelgrimage leerde, is dat ik mag loslaten. Het komt wel goed. Uiteindelijk niet door Bello, hoe belangrijk ook, maar ik mag vertrouwen op Hem die het water doet stromen, zelfs in de woestijn.